Wat is de betekenis van jurk?

2023-10-02
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

jurk

(2005) (spot.) priester. Syn.: zwartrok*. • Ik wil niet langer de vertegenwoordiger van dit ridicule kikkerland zijn. Ik wil leven, ik wil bestaan, ik wil lachen en ik verklaar, terwijl de jurken met de kist over het Sint Pietersplein sjouwen, dat ik er mee stop. Namens ons land zal ik nooit meer ergens naar toe gaan. Iedereen, inclusief paaps...

2023-10-02
Woordenboek van eigentijds Nederlands

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

jurk

vrouwenkledingstuk uit een stuk. kledingstuk voor vrouwen, dat bestaat uit een bovenlijf en een rok die aan elkaar vast zitten. Voorbeelden: Liz kreeg 't meteen voor haar kiezen. 'Als jij in een fitting staat met Karl Lagerfeld en hij trekt een jurk aan die je niet mooi vindt, dat kan niet,' riep Jay Alexander. http...

Direct toegang tot alle 13 resultaten over jurk?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-02
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jurk

jurk - Zelfstandignaamwoord 1. (kleding) een kledingstuk voor vrouwen dat van de schouders tot op de benen reikt Zij draagt enkel een jurk op speciale aangelegenheden.

2023-10-02
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

jurk

jurk - zelfstandig naamwoord 1. kledingstuk voor vrouwen, bestaande uit bovenstuk met vaste rok ♢ ze droeg een rode jurk op het feest 1. de beer een jurk aantrekken [de zaak mooier voorstellen dan ze is]...

2023-10-02
Groot Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

jurk

(spottend) priester. Zie ook janjurk. Ik wil niet langer de vertegenwoordiger van dit ridicule kikkerland zijn. Ik wil leven, ik wil bestaan, ik wil lachen en ik verklaar, terwijl de jurken met de kist over het Sint Pietersplein sjouwen, dat ik er mee stop. Namens ons land zal ik nooit meer ergens naar toe gaan. Iedereen, inclusief paapse Dries, ka...

2023-10-02
Woordenboek Populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Jurk

een - van een vent een slappeling, doetje. Vgl. Jan Jurk. Een jurk van een gozer; een overdreven kwijlebab- bel zonder kloten. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. Tweede Boek, 1966)

2023-10-02
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jurk

s,, jûpe, jurk.

2023-10-02
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jurk

v. (-en), 1. het bovenkledingstuk van kleine of jonge meisjes ; 2. gemeenz. naam voor japon; 3. (Z.-A.) nachthemd.

2023-10-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jurk

v. -en (1 boven-kinderkledingstuk; 2 [dames]japon): 1 een katoenen jurk; een schone jurk aandoen; 2 'r Zondagse jurk, min of meer gew.

2023-10-02
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jurk

v. (-en; -je) 1. bovenkleed van kleine kinderen : ook de jongetjes dragen een totdat zij in de broek worden gestoken. 2. Uitbr. minder deftig kleed dan een japon : een werkjurk.

2023-10-02
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

jurk

v./m. (-en), 1. het bovenkledingstuk van kleine meisjes; 2. ben. voor japon.

2023-10-02
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Jurk

JURK, v. (-en), zeker kinderkleedingstuk; (ook) japon voor dames. JURKJE, o. (-s).

2023-10-02
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Jurk

Jurk, v. (-en), kinderkleedingstuk.