Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

jurk

betekenis & definitie

vrouwenkledingstuk uit een stuk.

kledingstuk voor vrouwen, dat bestaat uit een bovenlijf en een rok die aan elkaar vast zitten.

Voorbeelden:
Liz kreeg 't meteen voor haar kiezen. 'Als jij in een fitting staat met Karl Lagerfeld en hij trekt een jurk aan die je niet mooi vindt, dat kan niet,' riep Jay Alexander.
http://www.scriptgirl.nl/2011/12/americas-next-top-model-15-aflevering-3-de-metamorfose/, 5 december 2011

Sarah had lange zwarte vlechten, waarin haar grootmoeder strikken bond, en ze droeg jurken die alleen door haar en door meisjes in kinderboeken werden gedragen.
Kristien Hemmerechts, Alle verhalen, 2001

En ze had meteen een jurk gekocht, Tristo zal ook wel weten waarom.
Lucienne Stassaert, Het zomeruur, 1984

De politie was er toch om de mensen te beschermen. Toch niet om hen voor schut te zetten! "Nee", zei ze beslist. "Ik trek de jurk niet uit. Ik ga naar huis." De agent knipte met zijn vingers. Zijn collega gespte zijn knuppel los. "Weiger je nog langer die jurk uit te trekken?" vroeg de agent.
Ton van Reen, Stars and stripes, 1982