Jeu
Limburgse naam. Verkorte vorm van Jozef (Bocholtz) of Mattheus.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. = spel, van Lat. jocus = scherts, spel] aardigheid; fleur; aantrekkelijkheid (bijv.: de jeu is eraf, er is geen aardigheid meer aan, de lol is eraf); jeu de mots, woordspeling; jeu d'esprit, geestig gezegde; soort intelligentiespel.
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
spel, scherts, gekheid; tijdverdrijf; jeu de mots: woordspeling; jeu d’esprit: geestigheid; een verstandsspel, waarbij de geest wordt gescherpt; vieux jeu: oude kost.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
spel; kinderspel, spelletje; speling; gang, werking [v. machine]; stel [roeiriemen]; j register; speelplaats, -terrein, baan; c'est son jeu, dat is zo zijn manier; ce n’est qu'un jeu pour lui, ’t is voor hem maar een spel; jeux innocents, (gezelschapsspelletjes; même jeu, als voren; jeu muet, stom spel, gebarenspel; nouv...
Van Dale Uitgevers (1950)
(uitgesproken als zjeu), v., 1. (veroud.) jus, vleesnat; 2. hetgeen luister, geurig- of kleurigheid aan een zaak verleent, opschik : dat is voor de jeu.
M. J. Koenen's (1937)
I. v. (Fr. jus = vleessap: vleesnat, jus; saus), fig. met veel jeu, drukte; l. zjeu. II. o. (Fr. spel): jeu de hazard, hazardspel, z. ald.; jeu de mots, woordspeling; Fr. uitspr.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: