Wat is de betekenis van jatmoos, jatmous (I)?

2025-07-17
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

jatmoos, jatmous (I)

(< Jidd. jad, hand + moos, geld), handgeld, het eerste geld dat een koopman op een werkdag ontvangt en waarop gespuwd wordt omdat dat geluk brengt: ‘Ik hep me knaak ferdiend,’ zei Heintje ... Werktuigelijk gaf ze de zilverbon ... Zorgzaam deed hij het geld in zijn vestjeszak ... ‘Eindelijk jatmoos,’ zei hij, COHEN 197.