Wat is de betekenis van Instemmen?

2024-10-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

instemmen

instemmen - Werkwoord 1. (inerg) het eens zijn Woordherkomst samenstelling van in(bijwoord) en stemmen(werkwoord)

2024-10-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

instemmen

instemmen - regelmatig werkwoord uitspraak: in-stem-men 1. het ermee eens zijn ♢ iedereen stemde in met het voorstel Regelmatig werkwoord: in-stem-men ik stem in (... ik instem) j...

2024-10-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Instemmen

v., yn-, meistimme, byfalle.

2024-10-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-10-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Instemmen

(stemde in, heeft ingestemd), (eig.) met de stem invallen, zijn stem met andere verenigen; — (fig.) met iem. instemmen, met hem van hetzelfde gevoelen zijn ; — met iets instemmen, zich aansluiten bij, zich eens verklaren met: ik stem geheel in met wat de vorige spreker heeft gezegd; — (veroud.) erkennen, toege...

2024-10-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

instemmen

stemde in, h. ingestemd (1 met iem., die een zang, een lied aanheft, meezingen; 2 te kennen geven, dat men het met iem. eens is; 3 ‘t met iets, iem. eens zijn): 1. hij stemm’ met ons het godgevallig feestlied in; 2. al de aanwezigen stemden met hem in; 3. hij verklaarde, dat hij geheel met hem instemde.

2024-10-14
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

instemmen

('in) (stemde in, heeft ingestemd) 1. zijn stem met (een) andere stem(men) verenigen, laten medeklinken: met iemand een lied -. 2. het eens zijn: met iemand -. 3. zich er bij aansluiten: met een leer -.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-14
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

instemmen

(stemde in, heeft ingestemd), (eig.) met de stem invallen, zijn stem met andere verenigen; (fig.) met iemand -, met hem van dezelfde mening zijn; met iets —, zich aansluiten bij, zich één verklaren met: ik stem niet in met wat hij daar beweert.