In (het) touw zijn
in de weer, druk bezig zijn (gewoonlijk met een tijdbepaling verbonden). Touw is hier genomen van de strengen van een tuig, waarin een paard voor ploeg of vrachtwagen gespannen is. Zie b.v. Westerbaen, Ged. 2, 104: „Och hoe geluckigh zyn dees hooghverlichte mannen, terwyl sy besigh syn en in het tou gespannen” = ingespannen bezig zijn;...