hopen I
('ho:pən) (hoopte, heeft gehoopt). 1. op hopen zetten ; het graan op elkaar gehoopt. 2. zich -, zich tot een hoop vormen : onweerswolken zich in ’t verschiet.
Jozef Verschueren (1930)
('ho:pən) (hoopte, heeft gehoopt). 1. op hopen zetten ; het graan op elkaar gehoopt. 2. zich -, zich tot een hoop vormen : onweerswolken zich in ’t verschiet.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: