Wat is de betekenis van HOOIOOGST?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hooioogst

m., 1. het inzamelen van het gemaaide gras; 2. al het hooi dat men daarbij verkrijgt: de hooioogst was dit jaar schraal.

2025-07-17
Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Hooioogst

‘Hooilanden' werden aanvankelijk eenmaal per jaar gemaaid. Na de Tweede Wereldoorlog komt het inkuilen van gras in de plaats van hooiwinning en wordt gras in een jong stadium gemaaid. De hooitijd (ûngetiid) begon tot in de jaren 1960 begin juni. Het rijpe (bloeiende) gras werd met de zeis gemaaid; in Fryslân vaak door ‘mieren' (maaiers, ook wel han...

2025-07-17
Encyclopedie van het hedendaagse Friesland

Gerben Abma (1976)

HOOIOOGST

Van de oude manier van „ûngetiidzjen” is weinig overgebleven. De in de jaren ’50 en ’60 toenemende landbouwmechanisatie maakte nieuwe vormen mogelijk. Een van de belangrijkste veranderingen was de verkorting van de hooitijd, mede bevorderd door de betere bewerkingsmogelijkheden met tractor, schudder, lely (later acroba...

2025-07-17
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

HOOIOOGST

(Fr.: ûngetiid; in de Wouden: haeijing; juli heet nog haeimoanne). De H., althans het maaien, is tegenwoordig over de zomer verdeeld, doordat naast hooi veel ingekuild en machinaal gedroogd gras gebruikt wordt. Vroeger begon het hooien omstreeks Sint-Jan, als het gras rijp was, in de 18de eeuw op de klei al een maand eerder; in de Wouden en o...

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hooioogst

s., ûngetiid, haeitiid; tweede —, nei-ûngetiid, nijgers-ûngetiid.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hooioogst

('ho:i) m. (-en) oogst van hooi. Syn. grasoogst.