Hil
ook HILLE, ns. (lullen), (Zuidn. en gew.) 1. terp, vluchtheuvel, hoogte; 2. rietveld; -werf.
Van Dale Uitgevers (1950)
ook HILLE, ns. (lullen), (Zuidn. en gew.) 1. terp, vluchtheuvel, hoogte; 2. rietveld; -werf.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Instituut voor de Nederlandse taal
hil zn. 'hoogte' categorie: erfwoord Onl. hil 'heuvel' in de plaatsnaam Wolfs hil 'onbekende plaats in Zeeland' [1188; Künzel] en in de persoonsnaam [E]rcamboud de Hilla [1120; Debrabandere 2003]; mnl. in de plaatsnaam Stalhille 'bij Brugge, West-Vlaanderen' [1247; De Flou], in de toenaam Johannes de H...
J.H. van Dale (1898)
HIL, ook HILLE, m. (hillen), (Zuidn. en gew.) heuvel, hoogte; — (gew ) rietveld; — (gew ) hooizolder.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: