Wat is de betekenis van Hil?

2024-04-26
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Hil

Zie Hild

2024-04-26
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Hil

v —> Hild (Gron.).

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hil

ook HILLE, ns. (lullen), (Zuidn. en gew.) 1. terp, vluchtheuvel, hoogte; 2. rietveld; -werf.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hil

m. hillen, hilletje; Zeeland, Z.-N. vluchtheuvel; verg. terp.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Hil

m. en v. (-letje) Friese voornaam.

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-26
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Hil

dorp in de gem. Meeuwen, N.-Brabant, ongeveer 180 inw.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hil

HIL, ook HILLE, m. (hillen), (Zuidn. en gew.) heuvel, hoogte; — (gew ) rietveld; — (gew ) hooizolder.