Wat is de betekenis van Hartig?

hartig - Bijvoeglijk naamwoord 1. een zoutige smaak bezittend zoals die van vleeswaar, kaas enz ♢ Naast zoet, zuur, zout en bitter wordt hartig wel de vijfde smaak genoemd. Woordherkomst afgeleid van hart met het achtervoegsel -ig Synoniemen zilt, ziltig, zoutachtig

hartig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: har-tig 1. pittig en zout ♢ ik hou meer van zoet, maar Anja heeft liever iets hartigs 1. een hartig woordje met iemand spreken [hem duidelijk zeggen waar h...

Veel te zout. Bijvoorbeeld: ‘De soep is wel hartig vandaag.’ Vermeld in het WNT.

Het Middelnederlandse hertig betekende: moedig. Dat is begrijpelijk, want men beschouwde en beschouwt het hart als de zetel van onze moed. Laf en lafhartig betekenen dan ook hetzelfde. Wat het hart tengoede komt is hartig. Men spreekt dan ook van een hartversterking en een krachtig, stevig, royaal maal noemde men vroeger een hartige maaltijd. Een a...

adj., hertlik.

...

bn. bw. (-er, -st), 1. pittig, krachtig, stevig: een hartig maal; 2. zout, sterk of te sterk gezouten: uat is die soep hartig 3. (fig., van onstoff. zaken, inz. uitingen) flink, pittig; — niet mals, gezouten, gepeperd: ik zal er eens een hartig woordje van zeggen, eens flink, duchtig mijn mening zeggen; 4. bw., stevig,...

bn., bw., 1. hartelijk: een hartige wens; 2. flink, ferm, uit het hart voortkomende: een hartig woordje met iem. spreken, flink de waarheid zeggen; een hartig gebed; 3. goed gezouten, pittig: een hartige dronk.

Hartig - 1° Robert, Duitsch boschbouwkundige, zoon van 2°; * 30 Mei 1839 te Brunswijk, ✝ 9 Oct. 1901 te München. In 1867 werd hij prof. aan de landbouwhogeschool te Eberswalde, in 1878 prof. in de plantkunde te München. Voorn. werken: Die Zersetzungserscheinungen des Holzes der Nadelholzbäume und der Eiche (1878); Wichtige Kr...