Wat is de betekenis van Hagen?

2024-04-27
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Hagen

Variant van Haakon of Hag.

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hagen

hagen - Werkwoord 1. zinnen 2. met een haag omgeven hagen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord haag

2024-04-27
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Hagen

1. Evenals Verhagen een verwijzing naar een toponiem ter aanduiding van de woonplek of de plaats van herkomst van de naamdrager. 2. Een patroniem op basis van de Germaanse voornaam Hag(a), waarin we het woord 'haag' herkennen met de betekenis 'omheinde ruimte' (en in die etymologische zin overeenkomend met de toponiemen), verbogen met -en (<...

2024-04-27
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Hàgen

m -> Haakon (No.).

2024-04-27
Mythologische Encyclopedie

Dr. A. van Anken (1961)

HAGEN

Figuur uit de Germaanse heldensage, o.a. in het Nibelungenlied, waar hij de laffe moordenaar is van de held Siegfried. Zie Nibelungenlied, Siegfried

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hagen

(haagde, heeft gehaagd), stenen hagen, in of op een haag zetten; — vlas, hennep hagen, aan een haag, met de toppen tegen elkaar zetten.

2024-04-27
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Hagen

Joris van der (1615-1669), Nederlands schilder, vnl. van landschappen in de omstreken van Arnhem; werkte veel samen met D. Wijntrack. Steven van der (1563-1624), Nederl. vlootvoogd. Stichtte 1600 op Ambon het Kasteel van Verre en verdreef de Portugezen uit de Molukken.

2024-04-27
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

HAGEN

een stad in Duitsland, gelegen in het Land Noord-Rijnland-Westfalen, ligt in een dal aan de mond van de Ennepe in de Volme, is kruispunt van spoorwegen en telt (1950) 147 240 inw. (1939: 151 481) V.W. 67 pct Evang. en 33 pct R.K. De stad ligt 110-410 m hoog en is ontstaan uit een hof van de aartsbisschop van Keulen, kwam in 1392 aan het graafschap...

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hagen

haagde, h. gehaagd (iets in of aan een haag stellen of zetten); steenbakkerij: stenen hagen; vlasbouw: het vlas hagen, d. i. in de rij stellen, met de toppen tegen elkaar.