Wat is de betekenis van haarzak?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

haarzak

1) (17e eeuw) (Vlaanderen, scheldw.) valsspeler, bedrieger. Ook oneerlijk spel. Of als werkwoord: haarzakken (bedriegen; valsspelen). Haarzakkerij: vals spel, ruzie. • Haarzak. Die zeurt of bedriegt in ‘t spel. (Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900. Heruitgave 1979) • Haarzak. zn. m. zie VD: (gew.) zelfde verklaring als voor 'aaszak'....

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

haarzak

haarzak - Zelfstandignaamwoord 1. flesvormige holte in de huid met de wortel van een haar Een folliculitis is een ontsteking van de haarzakjes. 2. een net dat men om het haar kan spannen, haarnetje Een chirurg moet tijdens het opereren een haarzak dragen....

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

haarzak

(de, -ken) vals spel .- haarzak doen, vals spelen.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haarzak

m. (-ken), 1.haarbeurs ; 2. (meest in verkleinv.) (ontl.) inzinking der lederhuid, waarin de haarwortel is geplant; 3. (Zuidn.) oneerlijke, valse speler; haarzak doen, bedrog plegen bij het spel.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

haarzak

m. haarzakken (kijfachtig persoon; spelbreker; Z.-N. oneerlijk speler of spel): Z.-N. haarzak doen, bedriegen (bij ’t spel); zie aaszak.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

haarzak

('ha:r) m. (-ken; -je) 1. zak, plooi der → huid, waarin de haarwortel vastzit. 2. meestal vklw. zakje bij de toiletspiegel voor uitgevallen haren.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

haarzak

m. (-ken), 1. (meestal als verkl.) (anatomie) inzinking van de lederhuid waarin de haarwortel is geplant; 2. (gew.) valsspeler; — doen, vals spelen, bedrog plegen bij het spel.