Wat is de betekenis van Haarzakken?

2024-04-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

haarzakken

(19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) valsspelen; bedriegen. • Haarzakken, w., o. - Bedrog doen in 't ~pel, Fr. tricher. Gij hèt gehaarzakt: ik speel Die' meer. Hij doe' nie' as haarzakken. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

haarzakken

haarzakken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord haarzak

2024-04-18
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

haarzakken

(wkw.) vals spelen, ruzie zoeken.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haarzakken

(alleen in de onbep. wijs), (Zuidn.) 1. twisten, ruziemaken; — moeite veroorzaken; 2. bedrog plegen, onheus doen.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

haarzakken

(ruzie zoeken).

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Haarzakken

HAARZAKKEN, (alleen in de onbep. wijs), twisten, ruziemaken; moeite veroorzaken; bedrog plegen; onheusch doen. HAARZAKKER, m. (-s), ruziemaker; valsche speler. HAARZAKKERIJ, v. (-en).

Gerelateerde zoekopdrachten