groezelig
groezelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet helemaal schoon ♢ Hij had tijdens zijn sollicitatiegesprek een groezelige broek aan en hij werd dus ook niet aangenomen. Woordherkomst afleiding met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
groezelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet helemaal schoon ♢ Hij had tijdens zijn sollicitatiegesprek een groezelige broek aan en hij werd dus ook niet aangenomen. Woordherkomst afleiding met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
groezelig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: groe-ze-lig 1. vies, niet goed gewassen ♢ doe iets anders aan, deze trui is helemaal groezelig Bijvoeglijk naamwoord: groe-ze-lig ... is groezeliger dan ... ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., gruzich, grûz(el)ich, grim(el)ich, snusterich; (van een tekening) malkerich; — tekenen, schilderen, malkje; — maken, bisnústerje; — water, zeepsop, grobbejak.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. bestoven; door veelvuldige behandeling niet fris meer, smoezelig, beduimeld, niet schoon : een groezelige boezelaar; wat is dat papier groezelig geworden; groezelige handen; wat ziet die meid er groezelig uit; — morsig, onzindelijk : nauwe, groezelige achterstraten; 2. vaal van kleur: w...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (onfris, goor, smoezelig): wat een groezelige handen! groezelige zilverbons; dat linnen ziet er groezelig uit; ook, groezel.
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. (-er, -st) [gruis] vuil, onzindelijk, smoezelig : wat -e handen ! een loopmeisje ; dat linnen ziet er uit.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: