Wat is de betekenis van Groezelig?

2023-05-31
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

groezelig

groezelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet helemaal schoon Hij had tijdens zijn sollicitatiegesprek een groezelige broek aan en hij werd dus ook niet aangenomen. Woordherkomst afleiding met het achtervoegsel -ig

Lees verder
2023-05-31
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

groezelig

groezelig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: groe-ze-lig 1. vies, niet goed gewassen ♢ doe iets anders aan, deze trui is helemaal groezelig Bijvoeglijk naamwoord: groe-ze-lig ... is groezeliger dan ... ...

Lees verder

Direct toegang tot alle 8 resultaten over Groezelig?

Word nu vriend van Ensie
2023-05-31
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Groezelig

adj., gruzich, grûz(el)ich, grim(el)ich, snusterich; (van een tekening) malkerich; — tekenen, schilderen, malkje; — maken, bisnústerje; — water, zeepsop, grobbejak.

2023-05-31
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Groezelig

bn. (-er, -st), 1. bestoven; door veelvuldige behandeling niet fris meer, smoezelig, beduimeld, niet schoon : een groezelige boezelaar; wat is dat papier groezelig geworden; groezelige handen; wat ziet die meid er groezelig uit; — morsig, onzindelijk : nauwe, groezelige achterstraten; 2. vaal van kleur: w...

Lees verder
2023-05-31
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

groezelig

bn., bw. (onfris, goor, smoezelig): wat een groezelige handen! groezelige zilverbons; dat linnen ziet er groezelig uit; ook, groezel.

2023-05-31
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

groezelig

bn. en bw. (-er, -st) [gruis] vuil, onzindelijk, smoezelig : wat -e handen ! een loopmeisje ; dat linnen ziet er uit.

2023-05-31
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

groezelig

bn. (-er, -st), bestoven; door veelvuldige behandeling niet fris meer, smoezelig, beduimeld, niet schoon: groezelige handen; morsig; vaal van kleur: wat heeft hij een groezelige, ongezonde kleur.

2023-05-31
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Groezelig

GROEZELIG, bn. (-er. -st), vuil, smoezelig beduimeld, niet schoon: een groezelige boezelaar; wat is dat papier groezelig geworden; groezelige handen; wat ziet die meid er groezelig uit; morsig, onzindelijk nauwe, groezelige achterstraten; — vaal van kleur wat heeft hij een groezelige, ongezonde kleur; — (van eene (gladde) oppervlakte)...

Lees verder