adj., gruzich, grûz(el)ich, grim(el)ich, snusterich; (van een tekening) malkerich; — tekenen, schilderen, malkje; — maken, bisnústerje; — water, zeepsop, grobbejak.
Uitgelicht
Wekelijks trending en actuele woorden ontvangen in je mailbox? Schrijf je net als 2.112 anderen in!