Wat is de betekenis van grim?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grim

grim - Zelfstandignaamwoord 1. kniesoor grim - Bijvoeglijk naamwoord 1. fel, grimmig grim - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grimmen ♢ Ik grim 2. gebiedende wijs van grimmen grim! 3. (bij inversie) twee...

2024-04-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

grim

grimmig, bars; bar, streng, hard; fel, verwoed, verbeten, woest, wreed, afschuwelijk.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grim

I. zn. v., 1. (veroud., dicht.) woede, toorn, grimmigheid ; — (-men), (gew.) lederen halster met touw of ketting ; II. bn. bw., (dicht.) grimmig, onvriendelijk : de grimme Noordzeebaren.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grim

1. v. (toorn, woede): de vriendschap was in grim verkeerd, gramschap; 2. bn. (lit. t. verbolgen, onvriendelijk): de grimme Noordzeebaren; grimme vlagen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grim

[~ gram(schap)] Verh. 1. v. toorn, woede : de van ’t wonde dier. 2. bn. (-me) verbolgen, onvriendelijk : -me vlagen; de -me Noordzeebaren.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grim

Het begrip grim heeft 3 verschillende betekenissen: 1. grim - GRIM, v. woede, toorn, grimmigheid. 2. grim - GRIM, v. (-men); (gew.) momaangezicht, grijns; (ook) lederen halster met touw of ketting. 3. grim - GRIM, bn. bw. grimmig, onvriendelijk: de grimme Noordzeebaren.

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Grim

Grim, v. (B.m.) gmv. woede, toorn.