Wat is de betekenis van Grielen?

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grielen

grielen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord griel

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grielen

grielde, h. gegrield (grabbelen): iets grielen, opgrabbelen; om iets grielen.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grielen

(’gri:lən) (grielde, heeft gegrield) grabbelen : om iets -.

2025-07-15
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Grielen

Grielen - Oedicnemidae, een familie der loopvogels. Met grooten, zijdelings iets platgedrukten kop en groote gele oogen. De snavel is vrij zwaar, de pooten zijn lang en dik en lijken op die van de trapganzen. De snavel is iets korter dan de kop; de mondspleet gaat tot achter de oogen. Loopbeen lang en dik, geen achterteen. Staart wigvormig. Zij lev...

2025-07-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grielen

v./m. (mv.), vogelfamilie. (e) De grielen, Burhinidae, behoren tot de orde →plevierachtigen, en omvatten ca. 9 soorten, 30-50 cm hoog. Zij komen niet voor in Noord-Amerika, Nieuw-Zeeland en in de Pacific. Zij doen sterk aan →-trappen denken. Het zijn voornamelijk nachtdieren met een grijsbruin, donkergestreept verenkleed en een brede kop...

2025-07-15
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Grielen

(Oedicnemus), vogelgeslacht van de familie der Grielachtigen, Oedicnemidae, bevattende eenige middelmatig groote loopvogels (zie ald.); de griel, Oedicnemus crepitans, ook doornslijper geheeten, is in Nederland een zomervogel (van Mei tot Oei); enkele exemplaren blijven den winter over.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grielen

1. GRIELEN, (grielde, heeft gegrield), (Zuidn.) grabbelen: de kinderen grielen naar de pepernoten. 2. GRIELEN, (grielde, heeft gegrield), (gew.) krioelen. 3. GRIELEN, (grielde, heeft gegrield), (gew.) onophoudelijk lachen, kinderachtig zijn.

2025-07-15
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

grielen

In vulgus promiscuè sparsa rapere, arripere sparsa.