Wat is de betekenis van grenzeloos (grenzenloos)?

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grenzeloos (grenzenloos)

bn. en bw., zonder grenzen (eig. of fig.), onmetelijk, eindeloos groot: een grenzeloze zee van zand, van een woestijn gezegd; grenzeloze ellende; in iemand een vertrouwen stellen, onbeperkt; (bw.) het was er vervelend, ontzettend vervelend.