grande
grande, - zie grandis.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
1 [Sp., zie gran] hoogadellijke edelman. 2 ook: 2 gram (gewest.) het deel dat iem. rechtens toekomt, legitieme portie; wat iem. rechtmatig te vorderen heeft; zijn gram (grande) halen, zijn wraak koelen (lett.: zijn toekomend deel halen).
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
1) het toekomende deel; zijn grande halen: zich wreken; hij kan zijn grande niet krijgen: hij is vol machteloze woede 2) edelman van oude adel in Spanje.
A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)
groot; veel, overvloedig; hevig; uitstekend; grande velocita, eilgoed; un gran che, iets bizonders (meestal negatief gebruikt); volwassene; hooggeplaatst persoon; fare il grande, farsi grande, zich groot voordoen; alla grande, op voorname wijze; (zeer) veel.
Van Dale Uitgevers (1950)
(Sp.), m. (-s), titel van de hoogste adel in Spanje, rijksgrote: de zwier van een Spaanse grande.
Dr. C.F.A. van Dam (1948)
adj. groot, hoog, lang, breed, wijd; m. grande de España, Spaanse grande; en in het groot, als geheel; estar, o vivir, en grande, op grote voet leven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: