Wat is de betekenis van gok?

2025-07-14
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

gok

(1901) (inf.) (grote) neus. Vandaar: bijnaam van iemand met zo'n neus. Van oorsprong Rotterdams? Een Amsterdams gezegde luidt: 'Het leven is als die grote gok van je: je moet eruit halen wat erin zit!' In het Westfries 'gog' (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984). Syn.: domper*; gaffel*; gevel*; giechel*; klomp*; klus*; knol*; komkommer*; lu...

2025-07-14
Afkortingenlijst Vlaanderen

Team taaladvies (2020)

GOK

gelijke onderwijskansen

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gok

gok - Zelfstandignaamwoord 1. een keuze zonder het juiste antwoord te weten Het was een gok, maar ik heb toch het juiste antwoord gekozen. 2. een buitensporig grote neus Je zal toch met zo'n gok gezegend zijn... gok - Werkwoord 1...

2025-07-14
Jargon & Slang van Televisiemakers

Marc de Coster (2017)

GOK

GOK - acroniem van het Nederlandse Groot Omroep Koor.

2025-07-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gok

gok - zelfstandig naamwoord 1. het proberen van iets terwijl je weet dat het misschien mislukt ♢ het examen is een echte gok voor mij 1. een gokje wagen [proberen of je geluk hebt bij een spel] ...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)