Wat is de betekenis van Goden?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Goden

uitroep van verbazing of ergernis. Zie ook: alle Goden. • `Goden... wat is hier gebeurd!’ riep mevrouw Meredith verschrikt uit. (Sylvia Sillevis, alias Willy van der Heide: Drie meisjes en een vakantiekamp. 1955)

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

goden

goden - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord god

2024-04-27
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Goden

Goden - 'de mindere goden': de minder belangrijke renners.

2024-04-27
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

goden

goden - Mannelijke bovennatuurlijke personen of andere wezens die worden aanbeden en van wie wordt verondersteld dat ze invloed hebben op de natuur en het wel en wee van de mensheid.

2024-04-27
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Goden

worden in de Heilige Schrift soms genoemd degenen, op wie God iets van Zijn glans en majesteit heeft gelegd, en die Hij in zeer bizonderen zin als Zijn plaatsvervangers wil beschouwd zien, Ex. 4: 16, 7: 1,21 : 6, 22 : 8, 9, 28 vg. Joh. 10 : 34, 35; ook degenen, die door Hem in de wereld met gezag zijn bekleed en als zoodanig dragers en beschermers...

2024-04-27
Klassiek handwoordenboekje

M.J Koenen en dr. Van Anrooy (1920)

Goden

bij de Gr. zijn de goden in hoofdzaak aan de menschen gelijk, maar ze zijn oneindig machtiger en verhevener. Ze zijn onsterfelijk, en de ambrosia geeft hun de eeuwige jeugd, ze kennen geen ouderdom, ziekten of gebreken. Er zijn hoofdgoden en lagere godheden: de eerste vindt men vermeld onder a) van het Tweede gedeelte, de overige zijn van lageren r...

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)