Wat is de betekenis van garagepoort?

2024-04-28
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

garagepoort

garagedeur Een bestelwagen reed uit de garage de straat op, stopte, de jongeman sprong eruit, deed de garagepoort op slot, vergrendelde het hek, stapte weer in het voertuig en vertrok. (Elvis Peeters, De ontelbaren) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 6 Vlaamsheid: 7

2024-04-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

garagepoort

(de, -en) garagedeur. Ze drongen ter hoogte van de Zonnekeer (kant Leopold III-laan) een auto binnen op zoek naar buit. Zo vonden ze de afstandsbediening van de garagepoort van een woning. Ze probeerden het toestelletje uit en zie, een kantelpoort ging open. - HN, 15-03-2003.

Gerelateerde zoekopdrachten