Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

garagepoort

betekenis & definitie

(de, -en) garagedeur.

Ze drongen ter hoogte van de Zonnekeer (kant Leopold III-laan) een auto binnen op zoek naar buit. Zo vonden ze de afstandsbediening van de garagepoort van een woning. Ze probeerden het toestelletje uit en zie, een kantelpoort ging open. - HN, 15-03-2003.