gangen
gangen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gang
J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)
Gangen - Gangen, de smalle toegangen tot achterpanden, waarmee als gevolg van de snelle groei van de bevolking de erven in de Jordaan* werden volgebouwd. De meeste gangen zijn slechts aan één zijde, enkele aan twee zijden bebouwd. Sommige zijn tot sloppen uitgedijd. Toen de tram het zilveren jubileum als gemeente-instelling vierde, in 1925, bleek...
Veerman (1954)
Verschillende wijzen, waarop een dier (vooral paard) zich voortbeweegt (z. Standen en gangen).
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Gangen - van het paard. Men onderscheidt: 1° den natuurlijken g. (stap, draf en galop); 2° den kunstmatigen of aangeleerden g. (telgang en de vsch. schoolgangen en -sprongen). De stap is de langzame wijze van gaan. Steeds blijft het paard met een of meer beenen op den grond. Men hoort vier hoefslagen, overkruis, bijv. rechtsvoor, linksach...
Vrouwenrubriek Algemeen Handelsblad (1928)
Bij het schoonmaken van een marmeren gang of vestibule wordt hier en daar marmerslijp gestrooid en daarna met een natte schuurlap of ook wel met een luiwagen steeds in dezelfde richting geschuurd. Ook de plinten worden zoo behandeld. Bij 't schuren met een luiwagen spat men meer dan met een lap of boender. Vindt men marmerslijp te duur, dan ka...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: