Wat is de betekenis van Gaaf, Gave?

2025-07-15
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gaaf, Gave

Gaaf, Gave, v. (gaven), gift, geschenk, schenking; (fig.) bekwaamheid, talent. *-, bn. (gaver, -st), geheel, ongeschonden; - en goed, - en gezond. *-, bijw. - (van alles) rekening doen. *-HEID, v. gmv. toestand van volkomenheid.