Wat is de betekenis van foul play?

2024-04-29
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

foul play

(zelfstandig naamwoord) [alg.] vuil spel, vals; kwade opzet; oplichterij - Als de belangen groot zijn, ligt vuil spel op de loer. - De onthullingen in verkiezingstijd lijken kwade opzet.

2024-04-29
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

foul play

(de-, g.mv.) SP - oneerlijk spel Herkomst: Eng.

2024-04-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Foul play

[Eng.] 1. boze opzet; 2. oplichterij.

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Foul play

oneerlijk spel

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Foul play

(Eng.), oneerlijk spel, het tegendeel van Fair play.

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

foul play

(Eng.) o. oneerlijk spel, schurkerij.

2024-04-29
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

foul play

(Eng.) o. oneerlijk spel.

2024-04-29
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Foul play

vr. Eng., valsch spel, oneerlijk drijven.