Wat is de betekenis van fiep?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

fiep

1) (1991) (lesbotaal) vibrator. Naar de uitspraak (en verkorting van het woord). Syn.: apparaatje*; elektrische* melkboer; genotsstaaf*; grasmaaier*; handneukertje*; kutbrommer*; kutstaaf*; massagestaaf*; staafmixer*; Tarzan*; triller*; vibo*; vieb*; vrouwenspeeltje*. • (Hanneke Kunst & Xandra Schutte: Lesbiaans. Lexicon van de...

2024-04-29
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Fiep

Vorm uit de kindertaal van Sofie. Mogelijk ook als roepnaam bij Fiebe.

2024-04-29
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

fiep

(zn) fopspeen HP, LC, TM, BM, EK.

2024-04-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

fïep

(vaak voorafgegaan door rare) naïeve kerel; iemand die alles gelooft. Volgens Van Dale ook gewestelijk voor een zeurkous. Etymologie onbekend.Dat is een rare fiep met mooie pakken en fluwelen schoenen. (Theo M. Eerdmans, Moord en mooie Handel, 1953) Misschien kunnen jullie voor jullie schorsing nog even de identificatie-kaartjes checken van d...

2024-04-29
Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Fiep

Fiep - liefkozend verkleinwoord voor vibrator. Als ik een uur achter de computer heb gezeten, haal ik fiep even uit de kast om nieuwe inspiratie op te doen. (Gehoord in De Huyschkaemer).

2024-04-29
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Fiep

v Vorm uit de kindertaal van Sofie. Fiep op Ameland vermoedelijk van Fiebke.