Wat is de betekenis van fabriceren?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fabriceren

fabriceren - Werkwoord 1. (ov) een product door middel van werktuigen bewerken of vervaardigen Ze gingen samen het werkstuk fabriceren. Woordherkomst afgeleid van het Franse fabriquer (met het achtervoegsel -eren) Synoniemen construeren, maken

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

fabriceren

fabriceren - regelmatig werkwoord uitspraak: fa-bri-ce-ren 1. in elkaar zetten, laten ontstaan ♢ hij fabriceerde zelf een tuinbank Regelmatig werkwoord: fa-bri-ce-ren ik fabriceer jij/u...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Fabriceren

[Lat. fabricare, fabricatum = vormen, maken; fabricari = vervaardigen, nl. smeden, timmeren, bouwen enz., van faber, fabri = handwerksman in metaal, hout, steen e.d.) 1. op min of meer grote schaal produkten maken of bewerken uit grondstoffen m.b.v. werktuigen; 2. (bij uitbreiding) in elkaar zetten, maken; 3. (ongunst...

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Fabriceren

vervaardigen; knutselen

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Fabriceren

v., fabrisearje.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fabriceren

(fabriceerde, heeft gefabriceerd), 1. bewerken, vervaardigen, t.w. producten uit grondstoffen op min of meer grote schaal door middel van werktuigen). 2. (bij uitbr.) in elkaar zetten, maken een woordenboek fabriceren; — in ongunst. zin: verdichten, verzinnen: dat gehele verhaal is gefabriceerd.

2024-04-26
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

fabriceren

vervaardigen, (aan)maken.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fabriceren

gefabriceerd (Lat. fabricare [faber = werkman]: producten op uitgebreide schaal uit grondstoffen vervaardigen; aanmaken; vervaardigen; min. knutselen.