euvel, (o.)
o. (-en), 1. kwaal, ziekte, ongesteldheid, gebrek, m.n. op zedelijk en geestelijk gebied: hij gaat aan dat — mank; 2. iets slechts of verkeerds, kwaad.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-en), 1. kwaal, ziekte, ongesteldheid, gebrek, m.n. op zedelijk en geestelijk gebied: hij gaat aan dat — mank; 2. iets slechts of verkeerds, kwaad.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: