Wat is de betekenis van eter?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

eter

Het begrip eter heeft 3 verschillende betekenissen: 1) iemand die eet. iemand die eet; iemand die zich voedt. 2) iemand die komt eten. iemand die ergens, bij een ander gaat eten; iemand die komt eten; gast. 3) dier dat eet. dier dat eet; dier dat zich voedt.

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eter

eter - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) iemand die aan het eten is 2. (voeding) iemand die gaat komen eten Woordherkomst afgeleid van de werkwoordstam van eten met het achtervoegsel -er Verwante begrippen gast

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

eter

iem. wat eet; vloeistof as verdowingsmiddel gebruik; dampkring, hemel(ruim).

2024-04-27
Javaans woordenboek

Gedigitaliseerd Ensie (1951)

ètèr

gewestelijk: bakje (kokosdop) als (rijst- enz.) maat;

2024-04-27
Woordenboek Turks-Nederlands

MEHMET KIRIŞ (2024)

2024-04-27
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Éter

m. poét. hemel; aether; ether.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eter

I. o. (-s) 1. Algm. hij die eet. 2. Inz. hij die duchtig kan eten: wat een -! zo'n merkt men in de pot. II. m. [Gr. aither, bovenlucht] I. Oudh. door de goden ingeademde hemellucht. II. Tgw. 1. Natk. denkbeeldige, uiterst fijne, veerkrachtige en alles doordringende stof, aangenomen ter verklaring van de overbrenging van licht, warmte, ele...

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eter

ETER, m. (-s), EETSTER, v. (-s), iemand die eet; (ook) die duchtig kan eten zoo'n eter merkt men in den pot; — 't is een kleine eter, iemand die weinig eet.