Wat is de betekenis van Eterij?

2024-04-30
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

eterij

1) (17e eeuw) (1974) (inf.) eten; etentje. Reeds in het werk van de Nederlandse dichter en toneelschrijver Pieter Corneliszoon Hooft. • Eterei, eterij, eten, spijs, mondkost; is niks gijn eterei, zegt men in den tijd als de wintervoorraad begint op te raken en de aardappelen nog niet volgroeid zijn; de arbaiders hebben gijn {p.831} eterei meer...

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eterij

v., (gemeenz.) 1. het eten: en nu is de eterij gedaan, is alles op. 2. gelegenheid dat er min of meer feestelijk gegeten wordt; veelal in verkl.v. eterijtje.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eterij

v. (-tje) het eten: de is afgelopen.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eterij

ETERIJ, v. het eten en nu is de eterij gedaan, is alles op.

Gerelateerde zoekopdrachten