Wat is de betekenis van epitheel?

Weefsel dat het lichaamsoppervlak bedekt.

dekweefsel. dekweefsel op huid of slijmvliezen dat o.a. dient tot bescherming. Voorbeelden: Bij een verkoudheid verandert de samenstelling van het epitheel zodanig dat vaak meer dan 90% wordt ingenomen door slijmbekercellen. http://allserv.rug.ac.be/~chrdpauw/nko/cursus/cursus_ORL.pdf

epitheel - Zelfstandignaamwoord 1. (biologie) dekweefsel, bovenste laag van de huid en slijmvliezen Woordherkomst afgeleid van het Griekse 'thèlein' bloeien, groen zijn) met het voorvoegsel epi- Antoniemen endotheel

Laag van dicht aaneengesloten cellen die organen en inwendige holten bekleedt en afgrenst (uitspraak: ee-pie-TEEL). Ook bedekkingsweefsel.

(o.), huid of vlies dat de binnenkant van een hol orgaan bedekt,

(epiteel) bovenste laag van het bekleedsel van organen

dekcellen, die de bovenste lagen van huid en slijmvlies vormen.

(G., epi = op; thelleoo = groeien) of dekweefsel, bestaande uit één of meer lagen aaneengesloten cellen. Bekleedt een holte (endotheel) of het uitwendige oppervlak. Geen bloedvaten er in, wel zenuwvezels. Dient voor bescherming en doorlaten of tegenhouden van stoffen in beide richtingen. Bijzondere vormen zijn: klier-, trilhaar- en zi...

dekweefsel, opperste huidlaag.