(G., epi = op; thelleoo = groeien) of dekweefsel, bestaande uit één of meer lagen aaneengesloten cellen. Bekleedt een holte (endotheel) of het uitwendige oppervlak.
Geen bloedvaten er in, wel zenuwvezels. Dient voor bescherming en doorlaten of tegenhouden van stoffen in beide richtingen. Bijzondere vormen zijn: klier-, trilhaar- en zintuigepitheel. Een slijmvlies is epitheel met veel slijmcellen.