eisjedies gaan
(19e eeuw) (< Hebr. 'esjet iesj': vrouw van een andere man. ) (Barg.) (gezegd van mannen) overspel, echtbreuk plegen. H. Beem (1967-1975) vermeldt 'eisjediesj(e)' voor een 'gehuwde vrouw, die zich schuldig maakt aan overspel. Kijk ook onder eisjedies*. • Dat wéut - jij niet, wat Bolezoom, hèt komme veurleze op fabriek teuge de...