Wat is de betekenis van eieren?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

eieren

1) (1970) (voetb.) dribbelen. • Kijk zo'n jongen daar nou 's staan te melken, kijk 'm nou 's staan te eieren met die bal, grote goden, kerel, geef die knikker toch af, lig toch niet te jengelen met dat ding! (Godfried Bomans: Oude en nieuwe Buitelingen. 1970) 2) (1952) (inf.) zaniken, zeuren: 'lig niet te -'. Syn.: emmeren*. &bu...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eieren

eieren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ei

2024-04-26
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

eieren

Hij legt er geen eieren onder (doet er niet te moeilijk over).

2024-04-26
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Eieren

waardevol en licht verteerbaar voedingsmiddel, economisch echter een onvoordelig product (d.w.z. het kippenvoer bevat veel meer voedsel dan de eieren die daardoor worden gelegd).

2024-04-26
Polulaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Eieren

van vogels bestaan uit een vaste schaal, in hoofdzaak van koolzure kalk, het eivlies, het eiwit of albumen en het eigeel of dooier. Tusschen eiwit en eivlies bevindt zich op een bepaalde plaats de luchtkamer. Eiwit bestaat voor het grootste gedeelte uit water (65 tot 80 pCt.), verder 13 pCt. eiwit, 12 pCt. vet en enkele zouten, die zich ook in het...

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)