eieren
1) (1970) (voetb.) dribbelen. • Kijk zo'n jongen daar nou 's staan te melken, kijk 'm nou 's staan te eieren met die bal, grote goden, kerel, geef die knikker toch af, lig toch niet te jengelen met dat ding! (Godfried Bomans: Oude en nieuwe Buitelingen. 1970) 2) (1952) (inf.) zaniken, zeuren: 'lig niet te -'. Syn.: emmeren*. &bu...