Wat is de betekenis van duts?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

duts

pechvogel; stakker. iemand die vaak pech heeft; iemand die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats is; iemand die altijd in het verdomhoekje zit; pechvogel; stakker; sukkelaar. Voorbeelden: Uit de hoop verwilderde mensen haalden de Duitsers drie mannen, de twee gebroeders Van Menen, drieënveertig en zesendertig, landbouwe...

2024-04-28
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Duts

Zie Doede

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

duts

duts - Zelfstandignaamwoord 1. sukkel, onnozel persoon Och wat ben jij toch een enorme duts. 2. iemand die iets naars heeft meegemaakt en waarmee je dus medelijden hebt

2024-04-28
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

duts

sukkel (informeel) Nog vóór de middagsirene blaast, staan we als verstoten dutsen achter in een beestenwagen op het Vlaams Hoofd, Jeroom met zijn ingewonden arm, waaruit verleden nacht een scherp, driehoekig beentje is gekomen, en moeder die door een slechte koppeling der wagons met Polleman op de rand af bijna verpl...

2024-04-28
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

duts

(zn) deuk BM, LC.

2024-04-28
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

duts

sukkel, sul. Kan ook liefkozend gebruikt worden (zie citaat Stijns). Sedert ca, 1872. Afgeleid van het werkwoord dutten.‘Gij, duts toch! Is ’t weeral zoo?’ vroeg Renieldeken. (Reimond Stijns, Hard Labeur, 1904) Een overdadig medelijden beving hem, hij beschouwde zich zelf en het arme meisje als twee verongelijkte dutsen en zijn t...

2024-04-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

duts

(de, -en) stakker, sukkel. De duts komt de schok naar verluidt heel moeilijk te boven, en heeft daarom troost gezocht in de armen van een rockster die zo mogelijk nog minder talent heeft. - DM, 23-01-2003. schatje [gezegd van kleine kinderen].

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

duts

Pers. met wie men medelijden moet hebben; iem. die alles goedvindt, die zich niet weet te redden; stumperd, sukkel, sul, stakker; - in de verkl. veelal in toep. op kinderen die in beklagenswaardige omstandigheden leven; soms ook als liefkozend woord: schatje. Hij is pas genezen van een begin van tering. Wat moet die duts in godsnaam in de loopgrave...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Duts

v ->Doede (Fri.).