Wat is de betekenis van dringend?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dringend

dringend - Werkwoord 1. onvoltooid deelwoord vandringen dringend - Bijvoeglijk naamwoord 1. geen uitstel duldend want heel belangrijk „Het konvooi heeft noodhulp gebracht naar 60.000 mensen die dringend behoefte hebben aan voedsel en medicijnen, en die al vijf maanden verstoken waren v...

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

dringend

dringend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: drin-gend 1. waarbij geen uitstel mogelijk is ♢ ik moet je dringend spreken 2. met kracht en aandrang ♢ hij vroeg me dringend om te komen B...

2024-04-29
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

dringend

We zullen dringend een nieuwe sturen (snel). Er gebeuren ongelukken als er niet dringend een nieuwe regering komt.

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

dringend

wat onmiddellik aandag verlang.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dringend

bn. bw. (-er, -st), hetgeen dringt, zedelijke druk uitoefent of geen uitstel lijdt: dringende bezigheden, die geen uitstel dulden; dat is dringend noodzakelijk ; — een dringende behoefte, waaraan voldaan moet worden; (rechtst.) dringende redenen, welke de werkgever of de werknemer het recht geven, zonder opzegging, onmiddellijk aan de dienstb...

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dringend

bn., bw. (1 geen uitstel lijdend; waaraan voldaan moet worden; 2 met aandrang gedaan): 1. -e bezigheden; -e behoefte; 2. -e bede; — vragen; nog: dat is — noodzakelijk, uiterst.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dringend

bn. en bw. (-er, -st) 1. geen uitstel lijdend: -e bezigheden; noodzakelijk. 2. met aandrang gedaan: een -e bede.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dringend

bn. en bw. (-er, -st), 1. hetgeen dringt, zedelijke druk uitoefent of geen uitstel lijdt: dringende bezigheden, die geen uitstel dulden; bw.: dat is dringend noodzakelijk; een dringende behoefte, waaraan voldaan moet worden; 2. met aandrang (gedaan): een dringend verzoek; iets verzoeken; 3. sterk vragend, nodigend.