Wat is de betekenis van Doorluchtig?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

doorluchtig

doorluchtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waarvan de roem overal heen uitstraalt, verheven 2. licht en lucht doorlatend Woordherkomst van het Middelnederlandse woord dorelichtich, een leenvertaling van het Latijnse woord perillustris Samenstellende afleiding van door en licht met het achtervoegsel -ig

2024-04-27
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Doorluchtig

hangt samen met doorlichten, stralen, glanzen; titel waarmee vorsten worden aangesproken.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Doorluchtig

adj., trochloftich.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Doorluchtig

DOORLUCHT, bn. (-er, -st), 1. verheven, roemrijk, roemwaardig; inz. in titels: Doorluchtige Hoogheid, titel van prinsen; Doorluchtige Hoogwaardigheid, (nog Zuidn). titel van bisschoppen; aanzienlijk: doorluchtige vergadering; ook met betr. tot geestelijke waarden: een doorluchtig voorbeeld; de doorluchtige (of ...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

doorluchtig

bn. (aanzienlijk, voornaam, edel): -e hoogheid; -heid, v. -heden (eretitel van prinsen en bisschoppen); vroeger ook: doorlucht bv. de doorluchte school (te A'dam) lager in rang dan een hogeschool.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

doorluchtig

('luchtəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. aanzienlijk: van -e afkomst. 2. achtbaar: -e vergadering. 3. Scherts: goed luchtig.

2024-04-27
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Doorluchtig

Men had vroeger een bijv.n.woord doorlucht, bijv. door luchte glazen: waar de lucht of het licht doorvalt; doorschijnend. Hiernaast bestond een ander doorlucht uit 't Hoogd. overgenomen (durch-laucht), dat: door en door glanzend, helderstralend bet. en een letterlijke vertaling is van ’t Lat. illustris, den titel van vorsten enz.; van be...

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Doorluchtig

bn. (-er, -st), 1. verheven, roemrijk, roemwaardig; m.n. in titels: Doorluchtige Hoogheid, titel van prinsen; aanzienlijk: doorluchtige vergadering; ook met betrekking tot geestelijke waarden: een doorluchtig voorbeeld; de doorluchtige (of doorluchte) school, het vroegere Athenaeum IIlustre te Amsterdam; 2. (thans vnl. scherts.) luchtig, lucht en...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)