Wat is de betekenis van Domp?

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

domp

domp - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dompen ♢ Ik domp 2. gebiedende wijs van dompen domp! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dompen domp je?

2025-07-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

domp

gedomp, uitdoof; neerslaan.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

domp

m. -en (Z.-N. damp).

2025-07-16
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Domp

Naaf van een kar of wagen. Tot aan.de dompen in den modder.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Domp

v./m. (-en), 1. hefboom om palen uit de grond te trekken; 2. (gew.) damp.

2025-07-16
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

domp

neus (Hoogeveen). Samenst.: wiesdompe.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Domp

Het begrip domp heeft 3 verschillende betekenissen: 1. domp - DOMP, m. (-en), (Zuidn.) damp. 2. domp - DOMP, v. (-en), hefboom om palen uit den grond te trekken. 3. domp - DOMP, m. (-en), (gew.)roerdomp of domphoorn.

2025-07-16
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Domp

Domp, m. (-en), damp. *-ELAAR, m. (-s), duiker (zekere watervogel); (ook) geoefend zwemmer of duiker. *-ELDOOP, m. gmv. (godg.) doop bij indompeling. *-ELEN, bw. gel. (ik dompelde, heb gedompeld), in -, onder water steken; (fig.) iem. in ellende -; in rouw gedompeld zijn. ZICH -, ww. - in; (ook fig.) *-ELING, v. (-en).

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)