Wat is de betekenis van doch?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

doch

doch - Voegwoord 1. echter, maar Hij was geen edel mens, doch een schoft. De heer Olivier B. Bommel eet meestal een eenvoudige, doch voedzame maaltijd.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

doch

doch - voegwoord 1. geeft een tegenstelling aan ♢ hij is lastig doch interessant Voegwoord: doch Synoniemen daarentegen, echter, evenwel, maar, nochtans

2024-04-26
Ambtelijk taalgebruik

Wouter de Koning (1976)

doch

maar.

2024-04-26
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Doch

= noch!

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Doch

conj., mar, doch.

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Doch

toch, echter, nochtans, immers; nicht doch, geenszins; hè nee, dat niet; ich denke doch, ik meen van wel.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Doch

vw. van het beperk, tegenst. zinsverband, maar: ik heb hem genoeg gewaarschuwd, doch hij heeft niet willen luisteren (doch is deftiger dan maar; in de spreekt, wordt het nooit gebruikt).

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

doch

(maar), tegenstellend vgw.