Wat is de betekenis van Diggel?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Diggel

v. (-en, -s), 1. (gew.) in het mv.: grof aardewerk, potten en pannen; de diggelen bij elkaar houden, goed op zijn zaken passen, niets verloren laten gaan; 2. scherf (van aardewerk, porselein): aan diggelen vallen; 3. (gew.) bikkel.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

diggel

diggel - Zelfstandignaamwoord 1. scherf Hier heb ik de laatste diggel van de kapotgevallen vaas, nu kunnen we hem laten repareren.

2025-07-16
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

diggel

De letterlijke betekenis van diggel is ‘scherf. Wij kennen dat woord alleen nog in de verbindingen aan diggelen vallen, in diggelen vallen, aan diggelen zijn. Van het verwensingsvers verrek, verrot, verteer komen veel varianten voor. In één daarvan vinden wij de regel val in diggels, breek je nek! Die...

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

diggel

v. -s, -en (in het mv. gew.: aardewerk, potten en pannen; in zegsw. in het mv. scherf): aan -en zijn, vallen enz.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

diggel

(’diggəl) m.(-en, -s) [~ tegel] 1. grof aardewerk, alleen in de uitdrukking : de -en bij elkaar houden, goed op zijn zaken passen. 2. scherf. alleen in de uitdrukkingen : aan -en vallen, zijn.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Diggel

m. (-en, -s), scherf (van aardewerk): aan diggelen vallen.

2025-07-16
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

diggel

diggel zn. 'scherf' categorie: geleed woord Vnnl. en slaet den Spaerpot aen diggelen of scherven [ca. 1600; WNT], An duizent diggelen 'in duizend stukken' [1653; WNT rekken I], diggelen en scherven van Roomsch ('Romeins') aardewerk [1664; WNT]. Bijvorm van degel 'plaat van een drukpers; aar...

2025-07-16
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

diggel

(N. en O.-Dr.) gebroken aardewerk, scherf. In Z.Dr. zegt men schaorten (Zuidwolde, Veeningen), schaoten (Vledder, Uffelte), schörden (Coevorden). diggels op pottie (Eext) − kinderspel; diggelhoes (Rolde, Vries, Donderen) − etagère waar kinderen diggels op leggen, diggelhoessien (Zuidl.) − stellage van baksteen, waarop de kinderen hun diggels te pro...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Diggel

DIGGEL, v. (-en, -s), (gew.) grof aardewerk, potten en pannen; de diggelen bij elkaar houden, goed op zijne zaken passen, niets verloren laten gaan; — scherf (van aardewerk, porselein); — aan diggelen vallen, in scherven (stukken) vallen; — (gew.) bikkel; —SCHIPPER, m. (gew.) pottenschipper; ...SCHUIT, v. (-en), (gew.) pott...