da
van; duidt aan; 1. Afkomst, oorzaak, oorsprong: diceria che viene da loro; non dipende da me; vien da famiglia reale. 2. De handelende persoon in de lijdende vorm: il cane è battuto dal ragazzo. 3. Verband tussen tijd en plaats aanduidend, wijst het op het punt, het ogenblik de afstand, waarop het betrekking heeft: Vien da Roma; dall’i...