Wat is de betekenis van chagrijnig?

2025-05-20
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-05-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Chagrijnig

bn. bw., (volkst. saggerijnig), zeurig ontevreden, zuur, gemelijk, korzelig, wrevelig : chagrijnig kijken; van die chagrijnige vent kan niemand houden.

2025-05-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

chagrijnig

Het begrip chagrijnig heeft 2 verschillende betekenissen: 1) slechtgehumeurd. zich steeds gedragend als iemand die iets heeft wat hem hindert; verkerend in een stemming van knagende, afgunstige, soms tergende onvriendelijkheid of ontevredenheid; slechtgehumeurd; zuur. 2) blijk gevend van een slecht humeur. blijk gevend van een slecht...

2025-05-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

chagrijnig

chagrijnig - Bijvoeglijk naamwoord 1. in slechte stemming, slecht gehumeurd, snel boos In de file wordt hij altijd chagrijnig. Hij was door kiespijn heel chagrijnig. Woordherkomst afgeleid van chagrijn met het achtervoegsel -ig Syn...

2025-05-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

chagrijnig

chagrijnig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: sjag-rij-nig 1. in een slecht humeur ♢ deze mopperkont is altijd chagrijnig Bijvoeglijk naamwoord: sjag-rij-nig ... is chagrijniger dan ... ...

2025-05-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Chagrijnig

(sjagrijnig) gemelijk; ontevreden

2025-05-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-05-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

chagrijnig

I. bn. (1 zich steeds gedragend als iem., die iets heeft, wat hem hindert; „zuur”; gemelijk; 2 van gevoelens: tergend onvriendelijk): 1. hoe komt hij toch zo chagrijnig? 2. een chagrijnig gevoel van achteruit gezet te zijn. II. bw. (op tergend-onvriendelijke manier): hij spreekt zo chagrijnig.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-05-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

chagrijnig

bn. en bw. klagend, tergend, onvriendelijk; zich gedragen; eensarkasme.