Wat is de betekenis van Buurschap?

2024-04-29
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Buurschap

Buurschap, van de Middeleeuwen tot het einde van het Ancien Régime een gemeenschap van eigenaars van volle boerenbedrijven (eigenerfden) of gebruikers daarvan (gerfden). De → buren hadden collectief eigendoms- of gebruiksrecht op heide-, bos-, veen- of moerasgronden en weiden. De buurschappen vormden de kleinste territoriale rechtskringen van de mi...

2024-04-29
Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Buurschap

vroeger een gemeenschap van eigenaars van volle boerenbedrijven (eigenerfden) of van gebruikers daarvan (geërfden). De buurschappen vormden de kleinste territoriale rechtskringen waaruit de middeleeuwse maatschappij was opgebouwd. De buurschap stelde zich niet alleen ten doel de regeling van de gezamenlijke landbouwbelangen; ook het plaatselij...

2024-04-29
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

BUURSCHAP

(Fr. : buorren of bûr). Een aaneengesloten of verspreide nederzetting, populair gelijk te stellen met een gehucht. Eigenlijk een onderdeel van een dorp, tenzij dit volstrekt onverdeeld is (wat uitzondering is). De B. is in streekdorpen meestal minder opvallend dan in terpdorpen, al is er op de klei soms slechts één huis van een...

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Buurschap

s., buorskip; (deel v. dorp), útbuorren.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buurschap

v. (-pen), 1. buurt, gehucht, thans meest buurtschap genoemd; 2. betrekking als buur; — buurschap houden, met de buren omgang hebben; 3. (w. g.) nabijheid.

2024-04-29
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

BUURSCHAP

(Ledscap, gilde, ga, hemrik, villa, vicus, legio, collegium) heten de kleinste publiekrechtelijke, territoriaal bepaalde rechtskringen, waarin vóór de 19de eeuw de plattelandse samenleving in Germaanse landen was georganiseerd. Men vindt ze over geheel West-Europa verspreid. Naast de vroege vermelding er van in de bronnen wijze...

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buurschap

1. o. (betrekking als buur): geen buurschap houden, zich niet met de buren bemoeien; 2. v. buurschappen (deel van een dorp, buurt; ook: de gezamenlijke buren).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buurschap

('bu:rschap) (-pen) I. o. Eig. betrekking als buur : geen met iemand hebben. II. v. Metn. 1. gezamenlijke buren. 2. gehucht.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buurschap

Buurschap - kan gebezigd worden zoowel in den zin van marke* als in den zin van buurtschap, verzameling van huizen en erven en gronden, ook in den zin van kerspel*.