Wat is de betekenis van bries?

...

...

o., (volkst.) cokesgruis.

bries - Zelfstandignaamwoord 1. (meteorologie‎) zachte frisse wind ♢ Er was een heerlijk verkoelend briesje dat kwam van zee. 2. (Jiddisch-Hebreeuws) verbond (Jiddisj) 3. (Jiddisch-Hebreeuws) besnijdenis bries - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) verbond ...

bries - zelfstandig naamwoord 1. zacht, fris windje ♢ er staat een lekker briesje vandaag Zelfstandig naamwoord: bries de bries de briesen het briesje

gruis van cokes

Uit de zeevaart afkomstige benaming van de wind. Zie ook: Beaufort, schaal van

zeemansterm voor wind. Op zee spreekt men van een „frisse bries” (windkracht 5) en bij iets hardere wind van „stijve bries” (windkracht 6; „walmensen” spreken dan al van stormachtig).

fris, koel windjie; gebries, proes, snuif, snork (perd).