Wat is de betekenis van Brieschen?

2024-04-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Brieschen

kalfszwezerik.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Brieschen

BRIESCHEN, (brieschte, heeft gebriescht), brullen, loeien van groote wilde dieren omgaan als een brieschende leeuw; — herhaald, kort afgebroken, tusschen de lippen door uitstooten van den adem (bij paarden), als teeken van ongeduld; als uiting van moed en fierheid; — (fig.) een heftigen toom doen blijken. BRIESCHING, v.

2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Brieschen

Brieschen, ow. gel. (ik brieschte, heb gebriescht), hinniken (van paarden); (ook) brullen. *...ING, v. gmv.

2024-04-27
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Brieschen

Rugire: & Hinnire.