Wat is de betekenis van brasem?

karperachtige zoetwatervis. in Nederland inheemse, karperachtige zoetwatervis met een hoge, kleine, stompe kop en een lange aarsvin die leeft in Nederland en België in nagenoeg elk zoet water dat groot genoeg is, in kleine en grote rivieren, in sierwater, polderwater, zandafgravingen, tichelgaten en kanalen. Voorbeelden: Wie hee...

(1904) (Barg.) man, kerel. Malle brasem: dwaas, malloot. • 't An verteld hebbe, as ze dan wel 's praatte met de een of ander, d'r kwamme van die heertjes, van die halve gare brasems, as An dan wel 's lachte, dan kreeg-t-ie 't op z'n maag van de zenuwe. (H. Hartog: Sjofelen. 1904) • Hiér adderkreng!... hiér langest je kromm...

brasem - Zelfstandignaamwoord 1. (vissen) Abramis brama, een karperachtige vis Verwante begrippen karper

brasem - zelfstandig naamwoord uitspraak: bra-sem 1. lichtbruine vis, die in zoet en brak water leeft ♢ hij vist altijd op brasem Zelfstandig naamwoord: bra-sem de brasem de brasems...

Karperachtige zoetwatervis en is verwant aan de blei. Het visvlees is smakelijk, doch soms wat gronderig, zodat koken in kruidenbouillon aan te bevelen is. Nadeel is zijn groot aantal graten. Brasem is het gehele jaar verkrijgbaar, uitgezonderd de maand mei (= paaitijd).

(Vlaams) of tafel. Versierde balk onder de steenbalk waarin de stormpen, draaipunt op de top van de standerd draait.

→ Zoetwatervissen.

zie Visserij.

Brasem - Geen Nederlandse hengelaar zou ik willen zeggen die deze vis nooit heeft gevangen of althans heeft zien vangen. Voor heel veel broeders in Petrus blijft hij de meest nagejaag¬de buit. Misschien omdat hij — ook al is hij in zijn soort klein — toch altijd wel wat ,toont’, misschien omdat het mogelijk niet de moeilijkste...