Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

brasem

betekenis & definitie

karperachtige zoetwatervis.

in Nederland inheemse, karperachtige zoetwatervis met een hoge, kleine, stompe kop en een lange aarsvin die leeft in Nederland en België in nagenoeg elk zoet water dat groot genoeg is, in kleine en grote rivieren, in sierwater, polderwater, zandafgravingen, tichelgaten en kanalen.

Voorbeelden:
Wie heeft er immers geen brood thuis? Pak een boterham en ga even een uurtje vissen. Dit populaire aas wordt bijna door elke zoetwatervis gewaardeerd. Voorn, brasem, bliek, bijna alle zoetwatervissen eten het.
http://www.visserslatijn.nl/index.htm

IJsvissen is in Rusland een nationale sport. Amateurs en professionals begeven zich 's winters massaal op de dichtgevroren wateren om baarzen, snoeken, brasems, voorns of forellen aan de haak te slaan.
Metro, 2001

Gehoopt wordt dat als de snoek de brasems wegvangt die nu watervlooien en ander dierlijk plankton eten, deze laatste weer in aantal kunnen toenemen. Watervlooien leven van algen en ander plantaardig plankton en als zij daar genoeg van kunnen consumeren, wordt de vijver weer schoon.
De Standaard, 1996

In Vlaanderen werd men plots verliefd op grote Hollandse brasems. Deze zette men uit omdat brasem heel wat goedkoper was dan de blankvoorn. Ook omdat ze makkelijker kunnen gevangen worden en omdat brasem ook flink doorweegt bij de wedstrijdvisser. En zo verloor de blankvoorn niet alleen zijn titel van meest geliefde sportvis, hij werd ook door de brasem verdrongen. Omdat de brasems de lelijke gewoonte hebben de grond om te woelen op zoek naar eetbare insectenlarven en diens meer. Zo maken ze het water erg troebel en de blankvoorn is daar niet geschikt voor.
http://www.gsmeets.be/

De grootste vis van het totale seizoen tot nog toe werd gevangen door Herman Toeter. Het was een brasem van maar liefst 51 cm.
Meppeler Courant, 1994