ABC van de Hengelsport

Van Onck (1972)

Gepubliceerd op 28-04-2019

Brasem

betekenis & definitie

Brasem - Geen Nederlandse hengelaar zou ik willen zeggen die deze vis nooit heeft gevangen of althans heeft zien vangen. Voor heel veel broeders in Petrus blijft hij de meest nagejaag¬de buit.

Misschien omdat hij — ook al is hij in zijn soort klein — toch altijd wel wat ,toont’, misschien omdat het mogelijk niet de moeilijkste vis is om te vangen en misschien wel, omdat hij vaak in scholen zwemt, zodat de hengelaar na het — voorzichtig! — vangen van één bra¬sem kans heeft dat er zich meer exemplaren op zijn voerplek bevin¬den.

Ook de brasem wordt nogal eens met een andere vis verward, de kolblei. Onderscheid (o.m.): de bra¬sem heeft 49—57 schubben langs de zij streep, de kolblei 55; de brasem 27—28 stralen in de anaalvin, de kolblei 22—26. Bovendien heeft de kolblei grotere ogen (kologen).

De brasem (Abramis brama) houdt van niet te snel stromend of zelfs stilstaand water en aast het liefst bij een temperatuur van 7—21° G. D.w.z. bij grote warmte vooral ’s nachts en in de ochtend- en de avondschemering en bij koud weer overdag.

N.B. Heus ik weet het: deze regel gaat niet altijd op zomin als welke regel dan ook. Vissen is — geluk¬kig — niet in een harnas van regels, formules en schema’s te vangen. Ze dienen alleen maar als algemeen hulpmiddel.

Er worden — vooral tegenwoordig — ook zeer grote brasems aan de hen¬gel gevangen, maar ge-woonlijk toch wel van 30—40 cm, met een gewicht van 1 tot 2 pond. Voor de gemiddelde hengelaar is een brasem van meer dan 50 cm al een,vloermat’.

De paaitijd van de brasem ligt tus¬sen april en juni. Als consumptievis heeft hij een slechte naam, maar zijn vlees is wel uitstekend te ge¬bruiken als vulling of bij het ver¬werken in viskoekjes, kroketten e.d.