Wat is de betekenis van Bramarbas?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bramarbas

m., (vero.) snoever, grootspreker.

2025-07-16
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Bramarbas

grootspreker (vero.)

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Bramarbas

grootspreker, snoever (ontleend aan de Deense 18de eeuwse schrijver Holberg)

2025-07-16
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Bramarbas

snoever.

2025-07-16
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

bramarbas

m. grootspreker, windbuil, snoever.

2025-07-16
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Bramarbas

komt in het Duits voor in de betekenis „opschepper, pochhans”. Het woord is oorspronkelijk de eigennaam van een pocher en komt voor het eerst voor in een in 1710 uitgegeven, satirisch gedicht Cartell (= uitdaging) des Bramarbas an Don Quixote, waarvan de schrijver onbekend is. In zijn Duitse vertaling van Holberg’s b...

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Bramarbas

m. (snoever): Bramarbas is de naam van een snoever in verschillende blijspelen.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bramarbas

(bram'arbas) m. [eigennaam van een snoever in verschillende blijspelen] bram (3).

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

bramarbas

bramarbas - m., grootspreker,snoever.

Gerelateerde zoekopdrachten